De vlier is een beweeglijke struik of boom. Een nieuwe uitloper kan in een seizoen rustig anderhalve of twee meter lang worden. Deze lange takken zijn soepel en als ze in het blad zitten doet elk zuchtje wind ze bewegen als een waterbed. Het onrustig heen en weer fladderen van de bladeren gaf de plant in Noord Duitsland de naam Flieder van waaruit onze naam vlier stamt. De Twentse plaats Fleringen en het buurtschap Flieren (gemeente Lingewaard in Gelderland) zijn er naar genoemd. Tal van families hebben hun naam aan de vlier te danken (Van der Vlier of Flier, Flierhuis en Vlierhuis, Flierman en Vlierman).
Als de vlier uitbundig bloeit is de gehele omtrek van de boomkroon of kop van de struik in het roomwit gehuld. Honderden bloemschermen waarvan alle piepkleine bloempjes naar buiten kijken hullen de vlier in een soort bruidsgewaad. Zelfs onder het gewicht van de zeer lichte bloesems buigen de langere takken enigzins door en wiegen op de wind, vlagen van het bijzondere vlierbloesemaroma verspreidend. De rijpe bloesem laat een iets groenig geel stuifmeel los, bij aanraking in grote wolken. Een noeste bloesemplukker krijgt er zelfs droge ogen van. Overigens is de geur van de vlier zonder bloesems niet bijzonder aantrekkelijk, maar deze weert wel insecten.
Het parfum van de vlierbloesem laat zich goed extraheren en levert een smaak op die heel verrassend en voor veel mensen nieuw is: zeer parfumatisch, zomers, licht, maar toch ook sterk; fris, maar toch ook weeïg, een beetje vergelijkbaar met de smaak van de lychee. Siroop of gelei, gemaakt van vlierbloesem laat zich heel goed combineren met vanille- en chocoladesmaken (b.v. ijs), maar is ook heerlijk in witte wijn of bronwater.